Hoe representatief is De Bilt?
19/04/2010Soms wordt geopperd dat de opwarming van de laatste decennia niet reëel is, maar te wijten aan een stadseffect, d.w.z. dat de meeste thermometers steeds hogere waarden aangeven vanwege urbanisatie. Eenieder weet ook uit eigen waarneming dat steden dikwijls een stuk warmer zijn dan een plattelandsomgeving. Omdat voor Nederland meestal De Bilt telt als referentiepunt voor klimaat, en De Bilt onder de rook van Utrecht ligt, is de vraag gerechtvaardigd of hier een vertekening plaatsvindt. Oftewel: hoe representatief is De Bilt voor Nederland, als het gaat om bv. de stijging van temperatuur de laatste decennia?
Gelukkig staan er in Nederland nogal wat meetstations, waarvan de dagelijkse gegevens gewoon op de site van het KNMI te vinden zijn. Om ook zoveel mogelijk nieuwere stations mee te nemen, heb ik de jaartemperaturen vanaf 1992 t/m 2009 vergeleken van 27 stations. Gemiddeld bedroeg de lineaire trend aan opwarming 0,54° per decade (10 jaar), voor De Bilt is het cijfer 0,48°. De gemeten opwarming over de laatste 18 jaar is in De Bilt dus iets lager dan het landelijk gemiddelde. Door De Bilt als referentie te nemen voor Nederland, wordt de opwarming in ons land niet overdreven, integendeel zelfs.
De grafiek hiernaast toont de trend per decennium voor alle 27 stations en hun gemiddelde, alsmede de (voor onderzoeksdoeleinden samengestelde) reeksen van ‘De Bilt homogeen‘ en ‘Centraal Nederland Temperatuur’. Klik op de grafiek voor een grotere versie.
De grootste stijging toont station Nieuw Beerta, gelegen op het platteland van NO-Groningen, bij uitstek een gebied waar de laatste decennia geen urbanisatie heeft plaatsgevonden.
De betreffende grafiek heeft (mede vanwege de korte periode) geen ‘voorspellende’ waarde voor de toekomst. Het schetst een beeld hoe er zelfs in een klein land als Nederland verschillen zijn, met over de betreffende periode de grootste opwarming in het noorden van het land en de kleinste in het zuiden.
De oorzaak van die verschillen is waarschijnlijk een combinatie van het vrijwel ontbreken van koude winters in de betreffende periode, die vooral in het noorden de jaartemperatuur nogal kunnen drukken, alsmede de opwarming van Noordzee en Oostzee die in mindere mate voor afkoeling konden zorgen bij winden uit die richtingen.
1992 is als startjaar gekozen teneinde zoveel mogelijk landelijk gelegen stations te kunnen opnemen. Ontbrekende stations zijn Vlieland (gestart in 1996), Berkhout (gestart in 1999), Hoorn-Terschelling (gestart in 1994), Wijk aan Zee (gestart in 2001), Soesterberg (gestopt in 2008), Woensdrecht (gestart in 1993), Ell (gestart in 1999) en Stavoren (ruim 2 km verplaatst eind 1999, met drie maand ontbrekende gegevens).