Nieuw systeem voor stationsnummers WMO
29/04/2016De Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) is bezig een nieuw systeem te implementeren, waarbij een unieke identificatie (id) mogelijk is voor alle meteorologische meetstations. Er moet dan één database komen waarin alle stations te vinden zijn.
Alle weerstations die meerdere malen per dag internationaal rapporteren via een SYNOP bulletin, hebben momenteel een WMO-nummer van 5 cijfers; de eerste 2 cijfers zijn daarin de landcode en de laatste 3 het nummer per land. Zo geldt voor Nederland de landcode 06, waarbij bv. het meetstation De Bilt de code 06260 heeft . Maar die landcode is niet altijd uniek: 06 wordt ook gebruikt door Denemarken, België, Luxemburg en Zwitserland. In dit geval is afgesproken dat bijvoorbeeld de nummers 06200 t/m 06399 aan Nederland toebehoren en de nummers 06400 t/m 06499 aan België. Sommige grote landen hebben meer dan 999 stations en daarom niet genoeg aan één landcode van 2 cijfers (bv. Rusland, China, USA); deze hebben derhalve meerdere ‘landcodes’.
Vliegvelden rapporteren via een METAR bulletin en hebben hun eigen identificatie, een ICAO-code van 4 lettertekens. Vliegveld Groningen-Eelde staat zo bekend als EHGG; maar het is ook tegelijk een WMO-station met het nummer 06280. Er zijn ook veel (kleinere) vliegvelden die wel een ICAO-code hebben, maar niet rapporteren (bv. Ameland: EHAL).
Honderden schepen rapporteren middels een SHIP bulletin, en hun identificatie bestaat meestal uit het call-sign dat ook voor andere communicatie gebruikt wordt, bv. PDYI voor het Nederlandse schip genaamd ‘Elandsgracht’. Echter steeds meer wordt deze identificatie anoniemer gemaakt (i.v.m. piraterij) middels een pseudo id, zoals BATFR20.
Diverse vliegtuigen geven metingen door middels AMDAR bulletins. Zij worden geïdentificeerd middels een land- of regiocode van enkele letters met daarna een uniek volgnummer (bv. EU1234).
Op de wereldzeeën drijven enkele duizenden boeien rond, waarvan vele ook kunnen duiken en metingen onder water verrichten. Zij hebben een eigen nummering van 7 cijfers (tot voor kort slechts 5, waarbij vaak nummers dubbelden met een landstation).
En dan zijn er nog de weersatellieten, meetstations voor bliksemontladingen, getijden, gassen in de atmosfeer, enzovoorts.
Verschillende systemen van identificatie dus, historisch zo gegroeid. Maar wel dusdanig dat eenzelfde id kon voorkomen (en in de praktijk ook voorkwam) in meerdere systemen, hoewel het om totaal verschillende stations ging.
De WMO wil dus nu een nieuwe structuur aanbrengen, waarin geen enkele identificatie meer dubbel kan voorkomen. Een en ander gebeurt in het kader van WIGOS (WMO Integrated Global Observing System). Daarbij worden niet alleen unieke id’s bepaald voor meetstations, maar moeten ook metadata voor de stations worden vastgelegd (naast positie en hoogte bv. omgeving van de meetopstelling, wijzigingen in apparatuur etc.).
WIGOS id
De nieuw voorgestelde WIGOS id bestaat uit vier delen, van elkaar gescheiden door een streepje (minteken):
1. WIGOS identifier series (getal 0-14)
2, issuer of identifier (getal 0-65534)
3. issue number (getal 0-65534)
4. local identifier (tekst maximaal 10 tekens)
Het eerste deel, de WIGOS identifier, is voorlopig altijd nul (0). Mocht de structuur in de toekomst veranderen, dan zal daar een hoger nummer voor gelden.
Het tweede deel, de issuer of identifier, bevat een code voor de instelling die namens de WMO de rest van het nummer kan bepalen. Voor een nationaal weerinstituut zal dit meestal de 3-cijferige landcode zijn volgens ISO 3166-1 (voor bv. Nederland 528 en voor België 56). Voor reeds bestaande stations zie verder naar onderen.
Het derde deel, issue number, kan op twee manieren gebruikt worden. De nationale instelling kan bepalen dat een andere organisatie met eigen meetinstrumenten een eigen reeks mag bijhouden; deze organisatie krijgt dan een uniek issue number. De andere manier is dat een uniek volgnummer wordt gebruikt voor stations met dezelfde local identifier, die in de loop der tijd ingrijpend veranderd zijn, bijvoorbeeld door een grote verplaatsing. Een combinatie van beide methodes kan ook.
Het vierde deel, de local identifier, mag een willekeurige reeks cijfers en/of letters bevatten van maximaal 10 tekens.
Voor elke issuer of identifier geldt dat iedere door of namens haar uitgegeven combinatie van issue number en local identifier uniek moet zijn. Dit garandeert dat ook elk WIGOS id uniek is. Het is toegestaan dat een meetstation wordt voorzien van meer dan één WIGOS id, doch dan moeten de metadata van beide gelijk zijn, zodat daaruit kan blijken dat het om hetzelfde station gaat.
nieuwe stations
Nieuwe meetstations moeten direct worden voorzien van een WIGOS id volgens bovenstaand systeem. Als ingangsdatum is 1 juli 2016 voorgesteld.
Aangezien een WIGOS id geen onderdeel kan uitmaken van de oudere SYNOP of METAR bulletins, kunnen gegevens van nieuwe stations alleen nog maar uitgewisseld worden via een BUFR bulletin. Daarin worden nieuwe ingangen gedefinieerd voor een WIGOS id (in tabel D: 3 01 150), alsmede voor de vier onderdelen (in tabel B: 0 01 125 t/m 0 01 128).
bestaande stations
Bestaande stations mogen nog hun oude identificaties hanteren, die zowel gebruikt kunnen worden in de oudere bulletins als SYNOP en METAR, als in het nieuwere BUFR.
Door het WMO worden automatisch vele bestaande nummers geconverteerd naar een nieuw WIGOS id. Daartoe zijn voor de issuer of identifier de nummers 20000 t/m 20010 gereserveerd. Voorbeelden van conversie:
– landstation met nummer 06230 wordt 0-20000-0-06230
– boei met nummer 59091 wordt 0-20002-0-59091
– schip met callsign PHAA wordt 0-20003-0-PHAA
– vliegtuig met AMDAR id EU123 wordt 0-20005-0-EU123
– vliegveld met ICAO code EHAA wordt 0-20006-0-EHAA
Aangeraden wordt om straks in BUFR bulletins zowel een eventueel oudere identificatie als de nieuwe WIGOS id op te nemen.
opmerking
Een en ander is nog niet officieel vastgesteld, er kunnen dus nog wijzigingen komen.