De combi-reeks van wereldtemperatuur, samengesteld uit vijf reeksen, heeft vanaf heden een nieuwe basisperiode, namelijk 1981-2010. Aangezien deze periode warmer is dan de eerder gehanteerde basisperiode (1981-2000) zijn alle getoonde afwijkingen daardoor lager.
De vorm van de grafiek van de combi-reeks is hierdoor niet veranderd, alleen de y-as is wat verschoven. Ook trends blijven zoals ze waren, daaraan verandert niets.
Nu een decennium is afgerond zal onder mee het KNMI binnen enkele maanden overgaan op nieuwe ‘normalen’. In plaats van de gemiddelden over 1971-2000 zullen dan de gemiddelden over 1981-2010 gehanteerd worden als ‘normaal’. Over het hele jaar betekent dit dat de temperatuur met 0,4°C zal worden verhoogd. De afzonderlijke maanden worden met 0,2° tot zelfs 0,9° (april) verhoogd. Grote uitzondering is de maand december: deze wordt 0,3° lager.
Op sommige blogs winden criticasters van klimaatverandering zich op over de cijfers over november 2010 van enkele klimaatreeksen. Volgens de GISS/NASA kende afgelopen november wereldwijd een afwijking van +0,74°C, terwijl de reeks van UAH uitkwam op slechts 0,38°. Voorwaar toch wel een duidelijke aanwijzing dat James Hansen van GISS/NASA met de cijfers moet ‘rommelen’. Of toch niet?
In al haar wijsheid heeft de internationale voetbalbond FIFA besloten het wereldkampioenschap voor 2022 aan het oliestaatje Qatar toe te wijzen. Normaal wordt zo’n kampioenschap in de zomer (noordelijk halfrond) gehouden. Van sommige kanten is al de suggestie gedaan het die keer maar in de winter te doen, gezien het warme klimaat in Qatar.
Maar de voorzitter van de FIFA, de heer Blatter, houdt vast aan de zomer.
In kringen van criticasters van klimaatverandering wordt nogal eens gesteld dat er eigenlijk helemaal geen sprake is van wereldwijde opwarming, dat er gesjoemeld wordt met gegevens, dat alles te wijten is aan verkeerd geplaatste thermometers.
Feit is dat metingen vanuit satellieten vrijwel exact dezelfde wereldwijde opwarming laten zien als metingen bij de grond. Hoewel de verschillende temperatuurreeksen van maand tot maand vaak wat uiteenlopen, geven ze over langere tijd hetzelfde beeld. Vanaf het begin der satellietmetingen (1979) tot aan heden is er een opwarming van 0,14 à 0,16 °C per 10 jaar, lineair bekeken.
Soms wordt geopperd dat de opwarming van de laatste decennia niet reëel is, maar te wijten aan een stadseffect, d.w.z. dat de meeste thermometers steeds hogere waarden aangeven vanwege urbanisatie. Eenieder weet ook uit eigen waarneming dat steden dikwijls een stuk warmer zijn dan een plattelandsomgeving. Omdat voor Nederland meestal De Bilt telt als referentiepunt voor klimaat, en De Bilt onder de rook van Utrecht ligt, is de vraag gerechtvaardigd of hier een vertekening plaatsvindt. Oftewel: hoe representatief is De Bilt voor Nederland, als het gaat om bv. de stijging van temperatuur de laatste decennia?
Gelukkig staan er in Nederland nogal wat meetstations, waarvan de dagelijkse gegevens gewoon op de site van het KNMI te vinden zijn. Om ook zoveel mogelijk nieuwere stations mee te nemen, heb ik de jaartemperaturen vanaf 1992 t/m 2009 vergeleken van 27 stations. Gemiddeld bedroeg de lineaire trend aan opwarming 0,54° per decade (10 jaar), voor De Bilt is het cijfer 0,48°. De gemeten opwarming over de laatste 18 jaar is in De Bilt dus iets lager dan het landelijk gemiddelde. Door De Bilt als referentie te nemen voor Nederland, wordt de opwarming in ons land niet overdreven, integendeel zelfs.
Op mijn site is sinds een poos een combireeks te zien van de wereldtemperatuur, samengesteld uit de vijf afzonderlijke reeksen: GISS, NCDC, HADCRU, UAH en RSS. Elk van die vijf reeksen heeft voor- en nadelen. Het idee is dat een combi wellicht een net iets reëler beeld schetst van hoe de temperatuur zich wereldwijd ontwikkeld, dan uitsluitend één der vijf reeksen de voorkeur te geven.
Ik zag onlangs dat de site WoodForTrees.org ook zo’n soort combireeks heeft (WTI genoemd), maar zij gebruiken NCDC niet en hebben een iets andere methode voor de correctie naar een nieuwe basisperiode. Overigens lijkt een grafiek van de WTI niet toevallig heel erg op mijn combireeks.
Vorig jaar verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Geophysical Research een artikel van McLean, de Freitas en Carter (McLean et al.), waarin beweerd werd dat de ENSO (afwisseling El Niño / La Niña) een overheersende invloed zou hebben op wereldwijde temperatuurschommelingen, ook op langere termijn.
Hetzelfde tijdschrift heeft nu een weerlegging geaccepteerd, geschreven door klimaatonderzoekers Foster, Annan, Jones, Mullan, Renwick, Salinger, Schmidt en Trenberth (Foster et al in preprint).
Dagblad Trouw citeerde deze week in de bespreking van buitenlandse weekbladen The Economist met “… de ijzige winter die we op het noordelijk halfrond achter de rug hebben …”. Nu is het woord ijzig al zeer subjectief, echt fout is het als het gaat om het noordelijk halfrond (NH). De afgelopen tijd kwamen we in de media al vaker beweringen tegen over een zeer koude winter op het NH.
De winter 2009/2010 was inderdaad koud in Europa, de VS en het midden van Rusland, en vooral rijk aan sneeuw. Maar elders op het noordelijk halfrond was de winter juist zacht tot zeer zacht, met name in Canada en het aangrenzend Arctisch gebied, in noordelijk Afrika en het Midden-Oosten.
Diverse websites komen de laatste tijd met nieuwe spookverhalen over thermometers. Er wordt onder meer beweerd dat de WMO en de NOAA doelbewust de laatste decennia meetstations hebben verwijderd uit de databases.
Vorig jaar werd in Nederland al een spookverhaal verspreid, dat het KNMI jarenlang te hoge temperaturen zou hebben gemeten in De Bilt. Onder meer in Weereldnieuws op de VWK site werd al snel bericht, dat de werkelijke feiten heel anders waren (zie hier).
De verhalen die nu de ronde doen, vinden hun oorsprong in een artikel dat twee weermannen (Watts en D’Aleo) publiceerden op de site van de de Amerikaanse denktank SPPI. Er wordt onder meer gesteld dat NOAA en WMO systematisch meetstations uit de databases lieten verdwijnen, land voor land, met name stations op hoger gelegen plekken, op hogere breedtegraden en in landelijke gebieden; volgens het artikel allemaal stations die een tendens tot afkoeling hadden vertoond. Hierdoor zou het beeld van wereldwijde opwarming enorm vertekend zijn.
